De Nederlandse vragende voornaamwoorden zijn hetzelfde als de Spaanse voornaamwoorden, behalve dat als het een vraag is, dan gebruik je een accent:
De vragende voornaamwoorden gebruik je op dezelfde manier als in het Nederlands. Er is maar één uitzondering: "Cual" gebruik je in combinatie met "ser" en het zelfstandig naamwoord staat achter "ser":
Je kunt deze woorden ook gebruiken voor een uitroep (ook met accent op het naamwoord), zoals:
- ¿Qué? wat, welke?
- ¿Quién? wie?
- ¿Cuánto hoeveel?
- ¿Cuándo? wanneer?
- ¿Dónde? waar?
- ¿Cómo? hoe?
- ¿Cuál? welke?
De vragende voornaamwoorden gebruik je op dezelfde manier als in het Nederlands. Er is maar één uitzondering: "Cual" gebruik je in combinatie met "ser" en het zelfstandig naamwoord staat achter "ser":
- ¿Cuál es el día de la semana? = ¿Qué día de la semana es? > Wat is de dag van de week?
- ¿Cuál es tu color favorito? = ¿Qué color es tu favorito? > Wat is je favoriete kleur?
Je kunt deze woorden ook gebruiken voor een uitroep (ook met accent op het naamwoord), zoals:
- Wat is dit mooi! > ¡Qué lindo es!
Voor de rest gebruik je deze woorden op dezelfde manier als in het Nederlands.
Wil je de andere Spaanse naamwoorden zien, klik dan op Spaanse Naamwoorden.
Lima, Peru
Wil je de andere Spaanse naamwoorden zien, klik dan op Spaanse Naamwoorden.
Lima, Peru
Geen opmerkingen:
Een reactie posten