De Spaanse persoonlijke voornaamwoorden zijn eenvoudig en gebruiken dezelfde structuur als het Nederlands. Persoonlijke voornaamwoorden vervangen in een zin een persoon, woord of zin met bijvoorbeeld "hij", "ons", "het" etc. Om het gebruik beter te begrijpen, geven we een snelle grammaticale opfrisser.
*Gebruik verschilt per land:
Veel voorkomende werkwoorden die een meewerkend gebruiken zijn werkwoorden die een mening uitdrukken (zoals le gusta la música, me encanta el regalo), werkwoorden van communicatie (bijv le digo, le pido) en aantal andere werkwoorden:
Elke zin heeft een onderwerp, een werkwoord en mogelijk een meewerkend en lijdend voorwerp. Laten we een voorbeeld nemen met de volgende zin:
Hij geeft ons het (het potlood) > Él nos lo da (el lapiz).
- Het werkwoord van de zin is "geeft",
- Het onderwerp bepaal je door de vraag te beantwoorden "wie/wat + werkwoord" , dus met deze zin is de vraag "wie geeft?". Het antwoord is "Hij", dus dat is het onderwerp.
- Het meewerkend voorwerp kun je vinden met de vraag "aan/voor wie + werkwoord + onderwerp", dus dat wordt "aan wie geeft hij?". "Ons" is dus het meewerkend voorwerp.
- Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag "wat + werkwoord + onderwerp", "wat geeft hij?". "Het" (het potlood) is dus het lijdend voorwerp van deze zin.
In Spaans afhankelijk van of je het persoonlijk voornaamwoord gebruikt als onderwerp, meewerkend of lijdend voorwerp, gebruik je een verschillend naamwoord. De volgende tabel laat deze verschillende Spaanse persoonlijke voornaamwoorden zien:
- In Spanje gebruiken ze "tu" (jij), maar in Latijns Amerikaanse landen zoals Argentinië, Paraguay, Uruguay, Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Costa Rica gebruiken ze "vos" in plaats van "tu".
- Voor "jullie" gebruikt men buiten Spanje "ustedes" en in Spanje "vosotros".
- De deftige vorm "U" in meervoud is "ustedes" overal in de wereld, dus zowel in Spanje als in andere Spaanstalige landen.
- Ook de formaliteit van het tutoyeren is afhankelijk van het land. In Argentinië wat heel amicaal is, gebruikt men snel "vos", terwijl in Colombia en Peru men "usted" en "señor" blijft gebruiken.
Er zijn vier regels die anders zijn in het Spaans met deze naamwoorden:
1. Als het persoonlijk naamwoord het onderwerp is, hoef je het niet te noemen in het Spaans:
- Ik zie jou > Yo te veo of Te veo
2. Qua zinslocatie, als je persoonlijke naamwoorden gebruikt, dan gaat meewerkend voorwerp eerst en daarna lijdend voorwerp. Met meerdere werkwoorden in de zin, kun je het voor het eerste werkwoord plaatsen of achter het laatste werkwoord:
- Ik zal het je versturen > Te lo voy a enviar of Voy a enviártelo.
3. Als je meewerkend en lijdend voorwerp in zelfde zin gebruikt waarbij je "le(s)" en "lo(s)" of "la(s)" achter elkaar hebt (dus bijvoorbeeld "le la" of "le lo"), dan vervang je "le" met "se" (dus "se la" of "se lo") om te voorkomen dat je twee keer een kort naamwoord met "l" moet gebruiken:
- Ik gaf hem het > Se lo doy (dus "le lo" wordt "se lo")
- Ik gaf het jou > Te lo doy (deze regel geldt dus alleen met "le lo(s)" of "le la(s)")
Dit geldt dus alleen met combinaties van "le" en "lo(s) of la(s):
- Le lo > se lo
- Le la > se la
- Le los > se los
- Le las > se las
- Les lo > se lo
- Les la > se la
- Les los > se los
- Les las > se las
4. Als het meewerkend voorwerp in de Spaanse zin achter het werkwoord staat, dan gebruik je het meewerkend persoonlijk voornaamwoord voor het werkwoord:
- Ik geef aan Juan de auto > Le doy a Juan el coche
- Ik schenk aan Maria een cadeau > Le doy un regalo a María
- Zij stuurt een cadeau a Juan > Ella le envió un regalo a Juan
- Ik betaal 100 pesos aan jullie > Les pago 100 pesos a ustedes
- Ik prepareer het diner voor mijn vrienden > Les preparo la cena a mis amigos.
comprar(le) algo | iets kopen voor iemand |
contar(le) algo | iets aan iemand vertellen |
dar(le) algo | iets aan iemand geven |
decir(le) algo | iets aan iemand zeggen |
encantarle algo | iets geweldig vinden |
enviar(le) algo | iets aan iemand zenden |
escribir(le) algo | iets aan iemand schrijven |
gustarle algo | iets leuk vinden |
llevar(le) algo | iets voor iemand brengen |
mandar(le) algo | iets aan iemand versturen |
mostrar(le) algo | iets aan iemand tonen |
pedir(le) algo | iets aan iemand vragen (iets te doen) |
preguntar(le) algo | iets aan iemand vragen (een antwoord) |
regalar(le) algo | iets aan iemand schenken |
servir(le) algo | iets aan iemand bedienen |
traer(le) algo | iets voor iemand halen |
In het Spaans kan de betekenis ook veranderen afhankelijk of je meewerkend of lijdend voorwerp gebruikt:
pegarle | iemand slaan |
pegarlo | iets plakken |
recordarle | aan iemand herinneren iets te doen |
recordarlo | iets herinneren |
tocarle | het is iemands beurt (te toca > het is jouw beurt) |
tocarlo | iets aanraken |
Asado Patagonië in Argentinië
Geen opmerkingen:
Een reactie posten